Lucht heeft zoals alle stoffen op aarde gewicht.
Het oefent daardoor een zekere druk uit op het aardoppervlak. Het is niet eenvoudig om het gewicht van lucht aan te tonen. Daarom geloofden de mensen lange tijd dat lucht niets woog. De weegschaal toont echter aan dat een fles met lucht meer weegt dan diezelfde fles waar de lucht uitgepompt is.
Een dunne kolom lucht met een doorsnede van 1 vierkante cm helemaal tot het topje van de dampkring, dus tot 1000km hoogte, weegt ruim 1 kg. (is 10 Newton). Dit noemen we luchtdruk.
Op elke vierkante cm van ons lichaam drukt dus een gewicht van 1 kg. In totaal drukt de lucht met een kracht van minstens 100 Kg. Op ons hoofd. Toch wordt ons hoofd niet in elkaar gedrukt. We merken er zelfs niets van, dit komt doordat binnen in ons lichaam met dezelfde kracht wordt teruggedrukt. Als die “tegendruk” er niet was, zou ons lichaam onder die druk in elkaar zakken.
De werking van de barometer berust op en luchtledige doos waarvan de bewegingen op de deksel, via een hefboom, wordt overgebracht op een wijzer. Zodoende is men in staat om de luchtdruk te meten.
Men merkte toen op, dat als de wijzer op en barometer naar rechts ging (H) er goed weer kwam. Als de wijzer daarentegen naar links (L) ging, kon men minder goed weer verwachten.
De letter H geeft aan dat de luchtdruk naar verhouding hoog is, misschien wel meer dan 1 kg. per vierkante centimeter (of 10 Newton).
De letter L geeft aan dat de luchtdruk naar verhouding lager is, misschien wel minder dan 1 kg. per vierkante centimeter (of 10 Newton).
Omdat het in de praktijk moeilijk werken is met 1 Kg. druk per vierkante centimeter, heeft men het begrip millibar ingevoerd. Millibar is de eenheid van luchtdruk. 1000 millibar is ongeveer gelijk aan de druk van 1 kg per vierkante centimeter. Op de schaal van een barometer staan deze millibaren aangegeven. 1000 millibar staat in het midden.
Luchtdruk schommelt.
De barometer heeft duidelijk aangetoond dat de luchtdruk niet steeds even groot is en zeker niet op elke plaats. De luchtdruk varieert. Hoe ontstaan nu die verschillen in luchtdruk tussen de ene plek en de andere ?
Daar speelt de temperatuur weer een belangrijke rol in. We weten dat we een fiets met hard opgepompte banden ’s zomers beter niet urenlang in de felle zonneschijn kunnen laten staan. Iets dat verwarmd wordt, gaat uitzetten, ook de lucht in die fietsbanden/ Die lucht kan zo’n druk uitoefenen op de banden, dat ze springen.
In de vrije natuur zet verwarmde lucht ook uit. Maar daar kan de lucht eenvoudig ontsnappen en de gemakkelijkste weg is: naar boven. Warme lucht is lichter, heeft een kleinere soortelijke massa dan koude lucht. Dit is duidelijk te zien als er een vuurtje wordt gestookt. Boven het vuur is de lucht warm en daar ontstaat een stijgende luchtstroming. Als er snippertjes papier in worden losgelaten, zien we deze omhoog gaan, ze worden meegenomen door de stijgende luchtstroom.
Als in een bepaald gebied de aardoppervlakte goed door de zon wordt verwarmd, gaat de lucht boven dat gebied ook omhoog. Maar het tekort aan lucht wordt onmiddellijk aangevuld, doordat er van de omgeving ( koelere) lucht naar de bewuste plek toestroomt.
De koelere lucht wordt op haar beurt weer verwarmd en stijgt dus op. Naarmate ze verder van het warme aardoppervlak verwijderd raakt, koelt ze weer af. Daardoor wordt de lucht dan weer zwaarder. Tenslotte kan ze ergens verderop weer naar de aardoppervlakte dalen, soms wel duizenden kilometers verwijderd van de plaats waar ze is opgestegen. Daardoor ontstaan ingewikkelde kringloopbewegingen in de atmosfeer, die uiteindelijk ook het dagelijkse weer veroorzaken.
Gustave de Coriolis ontdekte dat de lucht van een hoge- naar een lagedrukgebied niet zomaar van hoog naar laag stroomt, maar op het noordelijk halfrond met een afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond met een afwijking naar links stroomt. Dit hangt samen met de draaiing van de aarde. Men noemt dit het corioliseffect.
In 1857, presenteerde de oprichter van het KNMI (Buys Ballot) zijn wet van Buys Ballot. Deze luidt:
Staande met de rug naar de wind bevindt het lagedrukgebied zich op het noordelijk halfrond links van de waarnemer en een weinig naar voren, en het hogedrukgebied rechts van hem en een weinig naar achteren.
Deze wet werd gebruikt om uren vooruit een storm of verandering van windrichting te voorspellen
Kort samengevat:
Lucht bevat waterdamp
Verwarmde lucht stijgt op
Stijgende lucht koelt weer af en daalt
Dalende lucht wordt warmer
Warme lucht kan meer vocht bevatten dan koude lucht.
Wat gebeurd er in een gebied met lage luchtdruk ?
Vochtige warme lucht stijgt op
Lucht koelt af, wolkvorming (condensatie)
Lucht stijgt nog verder op
Nog groter afkoeling veroorzaakt neerslag
Wat gebeurd er in een gebied met hoge luchtdruk ?
De lucht gaat naar beneden en vloeit weg in alle richtingen naar gebieden met een lage luchtdruk (=> Wind)
Wolken verdwijnen want de lucht kan meer waterdamp bevatten omdat ze warmer wordt.
De wind is een van de voornaamste bepalende factoren voor ons weer. De meest voorkomende windrichting Wind is dus “lucht in beweging”, daarbij verplaatst zij zich van een maximum (H) naar een minimum (L).
is ZW. Namelijk 20 %. Is die beweging snel, dan waait de wind hart; stroomt de lucht maar langzaam, dan is er een zwakke wind. Er is een groot verschil in de kracht waarmee de lucht stroomt.
Meer over luchtdrukken kunt u
hier vinden.
Voor ons land geldt over het algemeen:
’s Zomers brengt de westenwind koel en onbestendig weer
’s Winters brengt de westenwind zacht en onbestendig weer
’s Zomers brengt de oostenwind warm en droog weer
’s Winters brengt de oostenwind koud weer