Inversie:
Hoger in de atmosfeer wordt het gewoonlijk steeds kouder maar soms stijgt de temperatuur met de hoogte. Een inversie (temperatuuromkering) noemen weerkundigen dat. De effecten zijn waarneembaar vanaf het aardoppervlak maar ook vanuit een luchtballon, vliegtuig en zelfs vanuit aardobservatiesatellieten.
De temperatuur van de lucht neemt in de regel in de onderste 10-15 kilometer van de dampkring af met de hoogte. Daardoor is het bijvoorbeeld op bergtoppen of op vlieghoogte kouder dan op zeeniveau. Op sommige dagen gaat deze regel niet op. Dan bevindt zich op enkele tientallen, honderden of duizenden meters boven het aardoppervlak een warme laag. Aan de onderzijde daarvan neemt de temperatuur toe met de hoogte. Men spreekt dan van een inversie, omdat het een omkering van de normale situatie betreft.
Inversies komen echter vaak op allerlei hoogtes voor; doordat ze niet gekoppeld zijn aan een vaste hoogte, kun je ze niet terugvinden in het gemiddeld verloop van de temperatuur met de hoogte in de dampkring.
Inversies vervullen vaak de rol van deksel op de onderste laag van de atmosfeer. Ze gaan uitwisseling van lucht onder de inversie met die daarboven tegen. Daardoor hoopt zich onder een inversie vaak vocht en vuil op. Inversies bevinden zich dan aan de bovenzijde van een mistlaag van laaghangende bewolking en/of van verontreinigde lucht.
Doordat de inversie als een deksel de onderste laag van de atmosfeer afsluit, kan de vuile lucht niet weg en treedt ook geen verdunning van de concentraties verontreiniging op. Het effect kan nog worden versterkt als de ontsnappingsroutes voor vocht en vuil niet alleen aan de bovenzijde zijn afgesneden, maar de lucht ook in horizontale richting geen kant op kan. Dat is het geval als de lucht gedwongen wordt te stagneren in dalen en valleien. Een geval van opgesloten lucht doet zich voor in de sterk geïndustrialiseerde Povlakte in Noord-Italië. De vallei is aan drie kanten omsloten door bergen en als er dan een inversie optreedt, is het altijd raak. Nu eens is de lucht over vrijwel het gehele gebied sterk verontreinigd, dan weer is de Povlakte volledig gehuld in mist.
Postduivenhouders zijn als de dood voor inversies. Vooral jonge duiven kunnen zich onder dergelijke weersomstandigheden niet oriënteren. Ze vertrekken dan vaak pas na geruime tijd van de losplaats, meestal in de verkeerde richting, en keren niet meer terug. Op die manier gaat soms veel waardevolle of veelbelovende wedstrijdduiven verloren.
Warmtefrontinversie:
Inversies treden bijvoorbeeld op bij de nadering van een warmtefront. Dat komt doordat de warmere lucht boven een gegeven locatie het eerst doordringt op grotere hoogte en pas later arriveert op grondniveau.
Subsidentie-inversie:
Ook in hogedrukgebieden doen zich gewoonlijk inversies voor, samenhangend met de dalende luchtbewegingen die daarin plaatsvinden. De dalende lucht warmt namelijk op zodat zich een inversie vormt. In de winter bevindt zich onder de inversie veelal mist of laaghangende bewolking die grote gebieden, bijvoorbeeld Duitsland, de Benelux en Noord-Frankrijk, kan bedekken. Op satellietbeelden is dan te zien dat hoger gelegen regio's zoals de Ardennen en Sauerland, boven de inversie uitsteken, zodat het aardoppervlak daar vanuit de ruimte gewoon zichtbaar is. De temperatuur kan boven de inversie wel bijna 15 graden hoger liggen dan eronder in de mist.
Grondinversie:
Inversies kunnen ook ontstaan als het aardoppervlak afkoelt en de lucht direct daarboven eveneens doet afkoelen, terwijl de temperatuur van de lucht op wat grotere hoogte niet wordt beïnvloed en zijn relatief hogere temperatuur behoudt. Zo vormt zich een grondinversie, waaronder zich vaak stralingsmist bevindt.
Ook boven de oceanen treden inversies op, vooral in de gebieden waar de passaten waaien, zoals boven de Grote Oceaan voor de kust van Mexico of boven de Atlantische Oceaan voor de kust van Afrika. De vochtige laag onder de inversie noemt men dan de maritieme grenslaag. Aan de bovenzijde daarvan bevinden zich vaak uitgestrekte wolkenvelden met in een regelmatig patroon optredende zogeheten stratocumulusbewolking. Het patroon wordt soms verstoord door wolkensporen van schepen, die kriskras door de wolkenvelden heen liggen. De schepen die de wolkenpluimen veroorzaken bevinden zich in de buurt van de dunne punt van de pluim. De sporen worden na verloop van tijd breder en waaieren soms wat uit in onregelmatige vormen. In de gebieden waar zich veel stratocumulusvelden voordoen, liggen vaak ook vulkanische eilanden, waarvan sommige hoog genoeg zijn om door zo'n inversie heen te prikken.
Bron: Zenit juni 2014
|